Bij deze kinderen blijft de taal en woordenschat achter vergeleken bij hun leeftijdgenoten.
Het zijn meestal stille kinderen. Ze krijgen vaak onvoldoende tijd om hun gedachten te formuleren en antwoord op een vraag te geven.
Hebben vaak een woordvindingsprobleem en houden er een heel eigen woordenboek op na, ze zijn hierin vaak uiterst creatief.
Praten het liefst met hun hele lichaam. Daarom kunnen ze zich het beste uitdrukken met gebaren.
Wijzen het liefst zaken aan en tekenen of schrijven om iets duidelijk te maken.
Reageren trager en denken associatief. In hun praten komen ze wat chaotisch over. Ze gebruiken dikwijls halve zinnen en praten vaak van de hak op de tak.
Zijn creatief in het bedenken van oplossingen.
Spelen graag met constructiespeelgoed (Lego e.d.).
Kunnen goed puzzelen.
Hebben een levendige verbeelding en kunnen daardoor opgaan in hun fantasiewereld.
Worden gemakkelijk afgeleid.
Hebben moeite met opvolgen van instructies, er komt te veel informatie tegelijk binnen.
Nemen de informatie die hun verteld wordt vaak letterlijk op. Ook al is de betekenis ervan niet letterlijk, maar figuurlijk bedoeld.
Hebben een zwakke concentratie, omdat ze alle omgevingsgeluiden willen zien en kunnen zich daardoor slecht focussen.
Dromen vaak weg in hun eigen verhaal of beeld. Het lijkt of ze niet opletten maar het overkomt hun gewoon.
Zijn vaak goed in het organiseren en de leiding nemen van spelletjes.
Kunnen problemen niet goed analyseren, de zaken voor zichzelf op een rijtje zetten en/of structuur aanbrengen (agenda, huiswerk plannen etc. geeft problemen).